Van puber tot jongvolwassene: hoe herken je fase 6 en 7 van emotionele ontwikkeling?

FORTIOR versterkt jouw kennis en kunde

Werken met fase 6 & 7 van het Model voor Emotionele Ontwikkeling

Meer informatie

Let op! Beperkt aantal plaatsen beschikbaar.

Aantal keer bekeken: 70 views

De waarde van het ontwikkelingsdynamisch model en het model voor emotionele ontwikkeling wordt in toenemende mate erkend in zowel Nederland als Vlaanderen. Wat ooit begon in de gehandicaptenzorg, vindt inmiddels ook steeds vaker zijn weg naar andere sectoren, zoals de jeugdzorg, het onderwijs en de GGZ.

Waar voorheen vooral de eerste vijf fasen van het model in de praktijk werden toegepast, zijn inmiddels ook fase 6 en 7 verder uitgewerkt. In deze blog lees je de achtergrond van deze verdiepende fasen en waarom ze juist nu zo relevant zijn.

Het ontwikkelingsdynamisch model

Het ontwikkelingsdynamisch model – ontwikkeld door Anton Došen – is een holistisch denkkader dat helpt om psychische en gedragsproblemen bij mensen met een verstandelijke beperking beter te begrijpen én te behandelen. Het model verbindt inzichten uit de psychologie, pedagogiek en psychiatrie, met het ontwikkelingsperspectief als rode draad.

In dit model wordt de persoonlijkheidsontwikkeling gezien als het resultaat van een samenspel van biologische, psychische en sociale factoren. De kwaliteit van ontwikkeling binnen elk van deze domeinen is bepalend voor het uiteindelijke functioneren van de persoon.

 

Emotionele ontwikkeling

Binnen de ontwikkelingsdynamische benadering speelt emotionele ontwikkeling een centrale rol. Hoewel Došen zelf geen sluitende definitie van emotionele ontwikkeling heeft geformuleerd, hebben anderen dat wel gedaan:

“Emotionele ontwikkeling is als construct een samenstelling van betekenissen: van de ontwikkeling van emoties zelf tot het plaatsen van emoties binnen de ontwikkeling van de persoonlijkheid en het hanteren van emoties. Daarmee kan het ontwikkelingspsychologisch onderscheiden, maar niet gescheiden worden van andere domeinen zoals de cognitieve, seksuele, motorische of gewetensontwikkeling.”
– De Bruijn et al. (2017)

“Een dynamisch proces waarin de basale primaire emoties zich verder ontwikkelen en uitkristalliseren tot een gedifferentieerd gevoelsleven, en zo een grote bijdrage leveren aan de vorming van de persoonlijkheid. Hoewel de emotionele ontwikkeling in relatie met anderen gevormd wordt, ligt het accent op de wezenlijke rol van de innerlijke belevingswereld en de bijbehorende basisbehoeften in samenhang met het gedrag van het individu.”
– Vonk (2021)

Aansluiten bij basale emotionele behoeften

Binnen het ontwikkelingsdynamisch model is het essentieel om aan te sluiten bij de basale emotionele behoeften van een persoon. Dit draagt bij aan een gezonde psychosociale ontwikkeling en een betere geestelijke gezondheid. Om inzicht te krijgen in het emotionele ontwikkelingsniveau van een persoon, kan gebruik worden gemaakt van de Schaal voor Emotionele Ontwikkeling (SEO). De meest gebruikte versies zijn:

  • De SEO-R², met 5 fasen en 13 domeinen
  • De SEO-V², met 6 fasen en 8 domeinen

 

De waarde van fasen

Ontwikkeling verloopt vaak in stappen, ofwel fasen — en dat geldt ook voor de emotionele ontwikkeling. Uitgangspunt hierbij is dat een mens van baby tot volwassenheid een aantal fasen doorloopt, en dat dit in een bepaalde volgorde gebeurt. Naarmate iemand zich verder ontwikkelt, kunnen er momenten van stilstand, regressie (terugval) of retardatie (vertraagde ontwikkeling) optreden.

Bij jongeren en volwassenen met een verstandelijke beperking zien we vaak een meer fluctuerende ontwikkeling, waarbij mensen afhankelijk van omstandigheden of stressmomenten kunnen terugvallen in een eerdere fase, en op betere momenten weer functioneren op een hoger niveau. In de praktijk is het dan belangrijk om te kijken naar de bandbreedte waarbinnen iemand functioneert — in plaats van die persoon aan één specifieke fase te koppelen.

Het model is dan ook niet bedoeld om mensen in hokjes te plaatsen. Zoals Bianca Vugts het treffend verwoordde:

“Een fase is een stoel, je kunt er niet in zitten.”

Toch bestaat het risico dat het model in de praktijk te lineair of statisch wordt ingezet — bijvoorbeeld door gebrek aan scholing of ervaring. Om dat te voorkomen, loopt er momenteel een onderzoek naar hoe het fasemodel gedynamiseerd kan worden en hoe het een meer dimensionele invulling kan krijgen.

Meer hierover lees je in deze blog:
👉 Hoe zinvol is het om te denken in emotionele ontwikkelingsfasen?

 

Een universeel model

Het model voor emotionele ontwikkeling is gebaseerd op universele ontwikkelingsprincipes: het volgt de natuurlijke ontwikkeling van kind naar volwassene. Anton Došen benadrukte altijd het belang van de rijping van het brein, die pas rond het 25e levensjaar is voltooid. Daarom onderscheidt het model zeven fasen van emotionele ontwikkeling, die zich uitstrekken van de geboorte tot volwassenheid.

Oorspronkelijk werd het model vooral toegepast binnen de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Daarom zijn met name fase 1 tot en met 5 door Došen uitgebreid beschreven. Maar in de afgelopen decennia is het belang van emotionele ontwikkeling ook in andere sectoren steeds duidelijker geworden, zoals in het speciaal onderwijs, de jeugdzorg, de GGZ en de ouderenzorg. Daardoor werd het steeds belangrijker om ook fase 6 en 7 verder uit te werken.

Fase 6: Sociale autonomie (puberteit / adolescentie)

In deze fase, die samenvalt met de puberteit, staat de ontwikkelingstaak identiteitsvorming versus rolverwarring centraal. Jongeren worden in deze periode geconfronteerd met ingrijpende lichamelijke, hormonale en emotionele veranderingen. Het is vaak een turbulente levensfase, gekenmerkt door sterke emoties, innerlijke onzekerheid en uiterlijke expressie. Jongeren bewegen zich tussen afhankelijkheid en autonomie, waarbij ze experimenteren met hun zelfbeeld, relaties en grenzen.

Kenmerkende aspecten van deze fase zijn:

  • Sterke focus op uiterlijk en lichaam, met aandacht voor hoe ze door anderen worden gezien; het ervaren van verliefdheden speelt hierin een belangrijke rol.
  • De behoefte om erbij te horen leidt tot sterke identificatie met leeftijdsgenoten en het opgaan in groepsculturen.
  • Jongeren zoeken meer afzondering en ontwikkelen een sterkere behoefte aan een eigen, persoonlijke ruimte.
  • Ze zetten zich af tegen ouders en andere gezagsfiguren, maar hebben hen tegelijkertijd nog nodig als veilige basis.
  • Seksuele identiteit en geaardheid worden verkend; jongeren experimenteren met rollen en relaties.
  • Emotioneel is deze fase vaak grillig: gevoelens van onzekerheid, stemmingswisselingen en intense emotionele uitbarstingen zijn typisch.
  • Risicogedrag komt vaker voor; jongeren zoeken spanning op en testen grenzen uit.
  • Het bioritme verandert, wat zich kan uiten in slaappatronen die meer naar de avond verschuiven.
  • Digitale media en sociale netwerken spelen een steeds grotere rol in hun sociale leven en identiteitsontwikkeling.

 

Fase 7: Sociale verantwoordelijkheid (jongvolwassenheid)

In deze fase verschuift de ontwikkeltaak naar het aangaan van intimiteit en het dragen van verantwoordelijkheid versus het omgaan met isolement. Jongvolwassenen ontwikkelen de capaciteit om betekenisvolle, wederkerige relaties aan te gaan en verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leven en keuzes. Ze leren functioneren binnen verschillende sociale contexten en bouwen aan een eigen levensrichting.

Kenmerkende aspecten van deze fase zijn:

  • Het executief functioneren (zoals plannen, organiseren en reflecteren) is verder ontwikkeld, waardoor jongvolwassenen beter in staat zijn overzicht te houden en zelfstandig beslissingen te nemen.
  • Ze bereiken vaak een piek in hun fysieke en motorische capaciteiten.
  • De levenshouding is nog vaak gekleurd door een gevoel van onkwetsbaarheid (“mij overkomt niets”), wat risico op impulsieve keuzes met zich mee kan brengen.
  • Ze zijn op zoek naar hun maatschappelijke positie en ontwikkelen een kritische blik op zichzelf en hun omgeving.
  • Er wordt actief geëxperimenteerd met seksualiteit, waarbij er meer grip en bewustzijn ontstaat over eigen wensen en grenzen.
  • Jongvolwassenen nemen steeds meer verantwoordelijkheid op het gebied van gezondheid, relaties, vriendschappen en maatschappelijke betrokkenheid.
  • Ze volgen een beroepsopleiding of betreden de arbeidsmarkt
  • Er vindt vaak een verschuiving plaats van vluchtige of vrijblijvende seksuele relaties naar meer stabiele, langdurige verbindingen.

 

Meer leren over fase 6 en 7?

Wil je meer leren over het herkennen van fase 6 en 7? Dan organiseert FORTIOR in samenwerking met Els Ronsse een workshop. In deze workshop leer je hoe je fase 6 en 7 uit het model voor emotionele ontwikkeling kunt inschalen. Ook wordt je geïnformeerd wat de behoeften zijn in deze fasen en hoe je daarbij kunt aansluiten.

Lees hier meer

 

Bronnen:

Morisse, F., Claes, L. Koedoot, P. De Neve, L. (2023) De liefdevolle revolutie van Anton Došen Antwerpen-Den Bosch: Gompel&Svacina

Geïnteresseerd in meer artikelen zoals deze?
Blijf dan op de hoogte via onze nieuwsbrief.

">

Blijf op de hoogte van nieuwe trainingen, ontwikkelingen en onze informatieve artikelen